“Het is een vergissing om een circulaire economie op te tuigen die afhankelijk is van ons afval,” aldus planoloog Federico Savini, die verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam. “Recycling van afval draagt weliswaar bij aan een circulaire economie waarin niets verloren gaat. Maar hier speelt ook een paradox.”
“Bedrijven die grote massa’s afval recyclen en hierin veel geld investeren, worden afhankelijk van die stromen afval. Dit kan op gespannen voet komen te staan met de noodzaak om afval te verminderen,” stelt Savini.
“Om de klimaatcrisis echt aan te pakken, moeten we uiteindelijk minder afval produceren.” Hij waarschuwt dan ook voor een circulaire economie die afhankelijk is van afval en pleit in plaats daarvan voor een model waarin degrowth, of ontgroeien, centraal staat.
Savini is daarom ook aangesloten bij het Dutch Degrowth Platform. Dit is een recent opgerichte hub die openstaat voor iedereen die geïnteresseerd is in de degrowth-beweging.
Deze beweging is de laatste jaren wereldwijd steeds meer in opkomst, en is in Nederland ook bekend als het ‘ontgroei’-concept. Het aloude begrip consuminderen lijkt zo in een nieuw jasje te zijn gestoken.
Binnen de degrowth-beweging zijn er ook weer verschillende meningen over hoe dit concept in te vullen.
Huidige model
Bij degrowth of ontgroei gaat het om de erkenning dat het huidige model van economische groei niet werkt, met het eindeloos aanjagen van consumptie via onder meer reclame. Het stelt een andere maatschappij voor, gericht op consuminderen en een evenwichtige samenleving – met aandacht voor gelijkheid en geluk. En dat binnen de grenzen van deze planeet.
“Voor een model van degrowth hebben we onder andere meer inzicht nodig in huidige recyclingprocessen en de krachten die in dit veld spelen,” stelt Savini, die een ERC Starting Grant van ongeveer 1,5 miljoen euro ontving om hiermee aan de slag te gaan.
In vijf Europese steden gaat hij onderzoeken hoe regulering rond afvalrecycling wordt uitgevoerd in de dagelijkse praktijk. “In steden vindt een concentratie plaats van afval en is dus ook de noodzaak het sterkst om te recyclen en afval terug te brengen.”
Zijn blik is daarbij gericht op het afval van industrie en bedrijven, de grootverbruikers, om de economie van afval goed te begrijpen. “Een derde van al het stedelijk afval wordt door huishoudens gemaakt, tweederde komt van de producerende industrie.”
Bouwafval
Savini richt zich op drie soorten recyclingprocessen: het recyclen van afval uit de bouw, dat de grootste afvalstroom is, van voedsel en van warmte.
Hij kijkt daarbij naar drie niveaus van regulering:
De juridische maatregelen die worden genomen om bedrijven tot recycling aan te zetten. Het ruimtelijke aspect van regulering en hoe afval over een stad wordt verspreid. De economische kant van regulering en de contracten tussen steden en afvalmanagers die bepalen wie voor afvalverwerking betaalt.
Weinig recycling
Savini kiest hiervoor steden die vergelijkbaar zijn qua afvalproductie per inwoner en een gebrek aan ruimte hebben om dit afval op te slaan, maar die wel verschillen in hoe geavanceerd ze zijn. Dit zijn Milaan, Barcelona, Hamburg, Wenen en Amsterdam.
“In de publieke arena kan Amsterdam zich soms profileren als een pionier op dit gebied’, stelt Savini. “Maar eigenlijk hangt Amsterdam in dit rijtje achteraan. Het recyclen van afval en het concept van een circulaire economie zijn hier pas laat op gang gekomen. In Amsterdam wordt ook het minst gerecycled en dan voornamelijk voor het opwekken van warmte.”
Warmtenet
“Het idee kan zo geruststellen. Het afval dat wij als samenleving produceren wordt weer hergebruikt, bijvoorbeeld voor het verwarmen van onze huizen,” vervolgt Savini. “We gaan misschien zelfs makkelijker consumeren als we weten dat ons afval wordt gerecycled.”
“En begrijp me niet verkeerd, het is natuurlijk belangrijk dat ons afval wordt gerecycled, maar alleen recyclen zal de klimaatcrisis niet oplossen. Ook voor recyclen zijn er nog steeds kostbare grondstoffen nodig en ook dit proces heeft haar eigen uitstoot en impact.”
“Bedrijven die afval recyclen, investeren hier vaak grote bedragen in en willen daarom structurele vooruitzichten. Verwarmingscentrales sluiten bijvoorbeeld contracten voor soms wel 20 jaar af met een stad waarin staat vastgelegd hoeveel en welk soort afval zij krijgen.”
“Zo wordt het verwarmingssysteem van een stad afhankelijk van het afval dat we produceren en nemen we ook een prikkel weg om in andere duurzame energie te investeren,” legt Savini uit.
Minder afval
Voor hem staat daarom de vraag centraal: hoe kunnen we afval optimaal hergebruiken en tegelijkertijd terugbrengen ?
In zijn onderzoek zal een beeld opdoemen van de krachten die in dit veld spelen, en wat nodig is om de stedelijke economie klaar te stomen voor een model van degrowth.
Voor Savini is het hierbij vanzelfsprekend dat zijn onderzoek relevant is voor de praktijk en dat hij deze ook expliciet in zijn onderzoek betrekt.
Het project gaat in september 2022 van start en loopt tot 2027. Omdat de klok hard tikt als het om de klimaatcrisis gaat, zal Savini de eerste resultaten al snel delen.